SLOKDARMAFSLUITING

OESOPHAGUSATRESIE
Uw kind wordt behandeld vanwege slokdarmafsluitlng. Dit is een aangeboren afwijking, waarbij de slokdarm niet doorloopt, maar onderbroken is.
(De medische term voor slokdarmafsluiting is: Oesophagusatresie. Oesophagus betekent: slokdarm; atresie betekent: het niet aangelegd zijn of later weer dichtgegroeid zijn van een natuurlijke opening of kanaal.)
In 9 van de 10 gevallen van slokdarmafsluiting eindigt het bovenste deel blind en is er een verbinding tussen het onderste deel en de luchtpijp (=fistel)(fig. 1).
(Een fistel is een verbindingsgang tussen twee holle organen of tussen een hol orgaan en de buitenwereld.)
In 1 op de 10 gevallen heeft het onderste deel geen verbinding met de luchtpijp; er is dan meestal een grote afstand tussen de beide delen (fig. 2). In 1 op de 100 gevallen is alleen sprake van een verbinding (fistel) tussen slokdarm en luchtpijp (fig 3).
afsluitingen

Ontstaanswijze

Tijdens de ontwikkeling van het kind in de baarmoeder ontstaat allereerst een buisvormige verbinding van de mond/keelholte met de maag. Rond de vijfde à zesde week splitst deze structuur zich in twee buizen. De voorste buis wordt de toekomstige luchtpijp en de achterste de slokdarm. Tijdens deze afsplitsing kan er iets fout gaan: de slokdarm wordt onderbroken, maar houdt nog wel vaak een verbinding met de luchtpijp.
Dit gebeurt bij ongeveer 1 op de 4000 kinderen. In Nederland worden per jaar dan ook 45-50 kinderen met een dergelijke aandoening geboren.

Oorzaak

Over de oorzaak van deze afwijking is niets bekend. Er zijn geen aanwijzingen dat medicijngebruik, roken of ziekte tijdens de zwangerschap een slokdarmafsluiting kunnen veroorzaken. Er is geen sprake van een duidelijke erfelijkheid. In 1 op de 10 gevallen is tevens sprake van een anusatresie (het ontbreken van het poepgaatje).
Soms komt de slokdarmafsluiting tezamen met nog meer afwijkingen voor, bijvoorbeeld aan hart of nieren; bij een dergelijke combinatie spreekt men van een syndroom. In zo'n geval is er wel sprake van een bepaalde herhalingskans voor volgende broertjes of zusjes.
Gezien de kans op een combinatie van afwijkingen bij de slokdarmafsluiting, is een grondig onderzoek van hart en nieren (echo) noodzakelijk.
Bij zo'n syndroom is in ieder geval een advies van een erfelijkheidsdeskundige gewenst.

Ziekteverschijnselen

Omdat het kind in de baarmoeder het vruchtwater niet kan doorslikken, heeft de moeder vaak te veel vruchtwater bij zich. Een teveel aan vruchtwater tijdens de zwangerschap kan wijzen op een afsluiting van de slokdarm bij het kind.
Het drinken zal na de geboorte problemen opleveren, omdat de slokdarm dicht zit. Het drinken en slikken op zich is niet gestoord, maar bij doorslikken raakt het bovenste afgesloten deel van de slokdarm vol, de voeding loopt over en kan in de luchtwegen terecht komen. Dit geeft aanleiding tot heftig hoesten, benauwdheid en eventueel blauw worden.
Het speeksel dat het kind produceert en doorslikt, verzamelt zich tezamen met de ingeslikte lucht in het bovenste afgesloten deel van de slokdarm. Speeksel vermengd met luchtbelletjes komt dan door neus en mond naar buiten, wat eruit ziet als bellen blazen.

Het vaststellen van de afwijking

Of de slokdarm een doorgang heeft, kan heel goed en snel getest worden met een slangetje dat vanuit de neus of de mond naar de maag wordt geleid. In het geval van een afsluiting zal dit slangetje onderweg blijven steken. Door een slangetje te gebruiken dat op de röntgenfoto's zichtbaar is, kan de afwijking op de foto worden vastgelegd.
Na het stellen van de diagndse is de eerste zorg het bovenste deel van de slokdarm leeg te houden. Er mag daarom geen voeding meer worden gegeven. De vochtbehoefte wordt via een infuus geregeld. Om overlopen van speeksel te voorkomen, wordt met een speciaal slangetje het speeksel doorlopend weggezogen. Dit slangetje werkt vaak het beste als het kind in buikligging ligt. Door het hoofd iets hoger te leggen dan de benen, wordt voorkomen dat zure maaginhoud via de fistel in de longen terecht kan komen.

Operatie

Een operatie is nodig om de verbinding tussen het onderste deel van de slokdarm en luchtpijp, de fistel, op te heffen en de delen van de slokdarm weer aan elkaar te hechten. De borstkas moet hiervoor worden geopend.
Dit gebeurt aan de rechterzijde, omdat aan die kant de grote lichaamsslagader (aorta) niet in de weg zit.
Na het afbinden van de fistel worden de beide uiteinden van de slokdarm aaneengehecht (zie fig. 4). In sommige gevallen is het nodig het bovenste deel te verlengen door de spierlaag op één of meerdere plaatsen rondom in te snijden, terwijl het slijmvlies intact blijft. Vanuit de neus wordt door de nieuwe verbinding een slangetje tot in de maag geleid. Dit slangetje kan na enige dagen gebruikt worden om er voeding door te geven. In de borstholte, bij de naad in de slokdarrn, wordt soms een slang achtergelaten (thoraxdrain) om eventueel lucht en vocht ûit de wond te kunnen afvoeren.
operatie

Na de operatie

Omdat het een grote operatie betreft, is zelf ademen direct na de operatie vaak te vermoeiend voor uw kind. Het wordt dan nabeademd, dat wil zeggen dat het buisje in de luchtpijp, gebruikt bij de narcose, aanwezig blijft en de beademingsmachine aangesloten blijft. De duur van deze nabeademing is gewoonlijk een paar dagen.
Na 7 tot 10 dagen wordt met een slikfoto gecontroleerd of de slokdarm goed genezen is. Bij een goed resultaat wordt de thoraxdrain verwijderd en kan uw kind zelf proberen te drinken. Omdat dat in het begin vermoeiend is, mag het niet langer dan 10 minuten drinken; de rest wordt per sonde gegeven. Het kan soms enige weken duren voordat uw kind zelf alles kan drinken. Pas dan wordt de maagslang verwijderd.
Op een contrastfoto kan blijken dat de nieuw aangelegde naad nog een lekkage vertoont. Het kind krijgt dan voeding via het infuus. Zo'n lekkage sluit zich praktisch altijd vanzelf. De opname zal uiteraard enige tijd langer duren. Wanneer uw kind voldoende zelf drinkt en goed groeit, kan het naar huis.

Latere gevolgen

Kinderen kunnen verschillende gevolgen ondervinden van een slokdarmafsluiting. Vanwege al deze mogelijke gevolgen is het verstandig om contact te blijven onderhouden met de arts die uw kind heeft behandeld.

Vragen

Als u vragen hebt, kunt u contact opnemen met de behandelend arts.

Oudervereniging

Voor ondersteuning en het uitwisselen van ervaringen kunt u terecht bij de patiëntenvereniging:
Vereniging ouders van kinderen met slokdarmafsluiting
p/a D. Poot
Stoop van Zwijndrechtstraat 35
3331 GV Zwijndrecht
telefoon: 010 - 4748082

Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam

secretariaat AMC
telefoon: 020 - 566 5693
secretariaat VU ziekenhuis
telefoon: 020 - 444 2424

Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam ©
juni 1997

[in bovenstaande tekst heb ik het nieuwe telefoonnummer van Mw. Poot vermeld]