Het Witte-orgel als rode draad
Wim Stroman organiseert opnieuw serie concerten in Nicolaaskerk
Wim Stroman is een muzikant in hart en nieren.
Foto: Johan W. Koopmans
Van onze redactie
PURMEREND - Hij heeft, zoals hij dat zelf omschrijft, een
tomeloos enthousiasme om zichzelf en andere mensen met muziek wat
levensgeluk te schenken. Dat is voor Wim Stroman een van de
drijfveren om ook dit jaar een serie zomerconcerten in de
Nicolaaskerk aan de Kaasmarkt te organiseren. Tot oktober vindt daar
elke zaterdag vanaf 14.15 uur een optreden plaats. De toegang is
gratis.
Officieel wordt de reeks concerten georganiseerd door het Comité
Muziek in de Nicolaas Purmerend. Daarachter gaat echter slechts
één man schuil: Wim Stroman, de vaste organist van deze kerk. Hij
nodigt de muzikanten uit, verzorgt de publiciteit, houdt op de
concertdagen een welkomstwoordje, neemt in de meeste gevallen de
begeleiding op het orgel op zich en stuurt zijn gasten na afloop met
een bloemetje naar huis. Het enige dat er nog aan ontbreekt is dat
hij tussendoor koffie serveert. Maar dat zou een beetje te ver gaan.
Zeer gedreven is hij. De 55-jarige Amsterdammer was twee jaar
geleden nog maar net als nieuwe organist aangenomen of hij nam al
het initiatief om, naast de zondag, ook op zaterdag mensen naar de
kerk te lokken. "Ik wilde meer met muziek en cultuur in de kerk
doen. Op zaterdagmiddag zijn hier in Purmerend veel mensen op de
been. Ik kwam op het idee 's middags de deur van de kerk open te
zetten en concerten te bieden. Met elkaar genieten van mooie muziek,
dat was de bedoeling. Maar ik wilde de Purmerenders ook wat cultuur
bijbrengen, ze interesseren voor het historische Garrelsorgel dat
momenteel wordt gerestaureerd en dat eind 2003 in gebruik wordt
genomen."
Zelf kan Stroman nauwelijks wachten tot het zover is. Hij wordt
straks een van de bespelers van het imposante instrument, maar zijn
handen jeuken nu al. Met grote regelmaat beklimt hij het orgel om
zich er van korte afstand aan te vergapen.
Kerkorgels hebben op hem altijd al een enorme zuigkracht
uitgeoefend. Het machtige geluid, de bouw, de mechaniek - bij
Stroman is het één en al fascinatie. Als kind al werd hij er door
gegrepen. En daarbij openbaarde zich ook zijn aangeboren gevoel voor
muziek. "Op mijn school stond een harmonium. Mijn juf speelde
daar eens op en ik hoorde dat ze het niet goed deed. En dat terwijl
ik nog maar een klein jongetje van vijf jaar was. Daarna droomde ik
dat niet zij, maar ik achter het orgel zat en voor mijn klasgenoten
speelde."
Het beeld zat vast in zijn hoofd en raakte niet meer los. Dat hij
zich later daadwerkelijk op de muziek zou storten kon niet
uitblijven. Hij nam zowel piano- als orgelles. Vooral van het orgel
raakte hij in de ban. In de Koepelkerk in Amsterdam, nabij het
Leidseplein, werd hij voor het eerste geconfronteerd met een product
van de vroegere vooraanstaande orgelbouwer Friedrich Witte. Het zou
niet de laatste keer zijn. Het Witte-orgel zou zelfs een rode draad
in. zijn leven gaan vormen.
In huize Stroman was de meer dan gemiddelde belangstelling van de
jonge Wim voor kerkorgels niet onopgemerkt gebleven. Zijn vader deed
hem de suggestie aan de hand een dienst in de Lutherse kerk aan het
Spui bij te wonen. Want daar zat de inmiddels overleden vermaarde
organist .Piet van Egmond achter de toetsen. "Prachtig vond ik
het", blikt Stroman terug. "Een van de liederen die werden
gespeeld was 'Ruwe stormen mogen woeden'. De storm was echt hoorbaar
door het orgel. Het spel sprak tot de verbeelding. En ook dat was
een Witte-orgel. Mijn liefde voor dit instrument is toen alleen maar
gegroeid."
Stroman was brutaal genoeg om contact met Van Egmond te zoeken en
zijn bewondering voor zijn spel uit te spreken. En hij ontmoette nog
een organist: Piet Vijzelaar, organist van de toenmalige
Doopsgezinde Kerk aan de Kanaalstraat in Purmerend. Daar stond
opnieuw een Witte-orgel. En dat zou later verhuizen naar de huidige
Nicolaaskerk aan de Kaasmarkt. De 12-jarige Wim werd door Vijzelaar
uitgenodigd om tijdens een dienst naast hem te zitten. Na afloop,
als de kerk leegstroomde, zei Vijzelaar: Jongen, nu is het orgel
helemaal voor jou. En vervolgens sloeg Wim een kwartier lang aan
het improviseren.
Stroman verloor in de jaren die volgden zowel Vijzelaar als
Purmerend uit het oog. De lust tot orgelspelen was echter niet
verdwenen. Integendeel. Hij verleende zijn diensten aan diverse
kerken in Amsterdam en hield er verschillende baantjes op na. Dat
laatste gaf hem weinig voldoening. Het was niet wat hij wilde. Hij
wilde volledig met muziek, bezig zijn. Daarom schreef hij zich op
zijn vierentwintigste in bij het Conservatorium in Hilversum en
stortte zich op een zesjarige studie. Het was een dagopleiding en
daarom zag hij zich genoodzaakt zijn werkgever te verlaten. Om toch
wat geld te verdienen begon hij een lespraktijk. Het was een sprong
in het diepe. En het pakte allemaal goed uit. De praktijk werd druk
bezocht en hij opende er nog een in Bunschoten. Daarnaast werd hij
de vaste organist van de kerk De Krijtberg aan de Amsterdamse
Singel, een rol die hij nu overigens al 30 jaar vervult. Maar hij
raakte ook weer in Purmerend verzeild.
"Ik hoorde dat de Doopsgezinde Kerk was gesloten en dat het
Witte-orgel naar de Koepelkerk in Purmerend was verhuisd. In januari
2000 zou het in gebruik worden genomen. Ik bezocht die kerk, liep er
naar binnen en herkende het orgel meteen. Dit is mijn ruimte, zei
iets in mij. Ik had het gevoel dat ik thuis was gekomen. Achter in
de kerk lag een briefje. Daarin stond dat men op zoek was naar een
nieuwe organist. Toeval? Dat zal altijd wel de vraag blijven. Vast
staat in ieder geval dat op dat moment voor Wim Stroman alles op
zijn plaats viel. Hij solliciteerde en werd uit zes kandidaten
gekozen. En zo werd hij na ruim 40 (!) jaar weer samengebracht met
hetzelfde Witte-orgel waarop hij ooit als kleine jongen zat te
pielen.
Van vrijblijvend geëxperimenteer in een lege kerk is nu geen
sprake meer. Nee, nu toont hij zich een ware muzikant. Plichtmatig
datgene spelen wat de bladmuziek voorschrijft is er lang niet altijd
bij. Vooral als hij een pauze moet vullen, leeft hij zich uit. Dan
begint hij te spelen en heeft vooraf geen flauw benul waar en hoe de
muziek zal eindigen. "Ik speel ook een stuk van acht minuten
bij de aanvang, als de mensen binnenkomen en een plaatsje zoeken, en
die tijd maak ik precies vol. Maar het gebeurt ook wel eens dat het
langer duurt voordat de dienst begint. Dan borduur ik ter plekke
voort op wat ik aan het spelen was. Gewoon door mijn fantasie te
gebruiken. Zou iemand me later vragen hetzelfde stuk nog eens ten
gehore te brengen, dan zou ik echt niet meer weten wat ik zou hebben
gespeeld."
Het Gezinsblad, woensdag 3 juli 2002